Vroege geschiedenis

De Vituskerk werd in 1884 naar een ontwerp van architect P.J.H. Cuypers, die ook verantwoordelijk was voor het klooster Mariënburg,gebouwd. Daarvoor gingen Bussummers vanaf het jaar 1700 naar een schuilkerk, die aan de achterzijde van de boerderij van Eijden, gelegen aan de zuidkant van de Sint Vitusstraat, stond.

Pastoor J. van den Brink wist sinds zijn intrede in 1836 jaarlijks uit eigen middelen vierhonderd gulden te sparen ten behoeve van een eigen kerk. Dit bedrag werd door inzamelingen vermeerderd met negenhonderd gulden. Door de uitgifte van aandelen van honderd gulden, waarover een rente van 4% betaald werd, groeide het kapitaaltje steeds aan.

Na de verkoop van een stuk land van de kerk en de schuilkerk aan de Nederlands-Hervormde Gemeente was er zoveel geld dat met een bijdrage van de Regering (zevenduizend gulden) en van de Provincie Noord-Holland (duizend gulden) een kerk van 22.000 gulden gebouwd kon worden, de Waterstaatskerk. Deze werd zo genoemd omdat het gebouw door Waterstaat ontworpen was.

Op 11 juli 1844 werd de nieuwe kerk ingewijd door apostolisch vicaris monseigneur V.L. baron van Wijckerslooth. Het kerkje was een gebouw met kleine toren, dat op het terrein van boer Van Eijden in het verlengde van de pastorie gebouwd was.

Bouw van de Sint Vituskerk

Na de ontwikkeling van de Oostspoorlijn breidde Bussum haar territorium gestaag uit. Pastoor Weitjens en het kerkbestuur besloten derhalve in 1879 tot de bouw van een grotere kerk, waartoe de opdracht tot ontwerp werd geschonken aan architect P.J.H. Cuypers. De pastoor stelde als eisen dat de kerk geen grote toren behoefde te hebben maar wel een forse dakruiter en een plaats voor de luidklok.

Het werk werd op 22 februari 1883 voor een bedrag van 75,954 gulden aanbesteed aan de firma L. Struyker en Co in Gerlicum en de bouwplaats werd het terrein van de boerderij van Van Eijden, die grensde aan de St. Vitusstraat.

Op 15 juni 1883, de naamdag van de patroonheilige St. Vitus, werd met een plechtige Heilige Mis afscheid genomen van de Waterstaatskerk. Op 16 juni vond de consecratie van de nieuwe St. Vitus plaats door monseigneur P.M. Snickers. De toren, ontworpen door de zoon van Cuypers, Jos Cuypers, kwam pas in 1896 gereed. UIt de oude kerk werden een aantal voorwerpen naar het nieuwe heiligdom overgebracht, zoals een zilveren Godslamp uit 1856 en het hoofdaltaar.

In 1887 en 1889 werden twee zijaltaren bij de kunstenaar Peters in Antwerpen vervaardigd. Deze maakte ook de preekstoel met klankbord, die in 1904 ter gelegenheid van het zilveren pastoorfeest van pastoor Weitjens aan de kerk werden geschonken.

In 1907 werd een plan ontworpen om de Vituskerk uit te breiden met een noord- en zuidbeuk, ieder voorzien van een apart zadeldak, en een ronde doopkapel aan de zuidkant van de toren. Dit plan, dat gereed kwam in 1907, het jaar van overlijden van pastoor Weitjens, werd echter niet uitgevoerd door pastoor Meuleman, de opvolger van Weitjens. Wel werd besloten tot de bouw van een tweede parochiekerk, de Maria- of Koepelkerk.

Bij het zilveren priesterfeest van pastoor E.A. van Hinsberg in 1915 schonk deze zijn kerk gebrandschilderde ramen, die in een drieluik in de absis werden geplaatst. Enige jaren later, in 1925, bouwde Herman van Eijden, naar eigen ontwerp, een Mariakapel aan de kerk aan. Het gebrandschilderde raam in de kapel was van de hand van Wilhelm Derix Kevelaer.

Eind jaren twintig, in 1929, werd een groter orgel op het zangkoor aan de torenzijde in gebruik genomen maar dit muziekinstrument werd in 1965 vervangen door een Adema-orgel. In de tijd dat pastoor Beumer in de St. Vituskerk de regie voerde werden zestien gebrandschilderde ramen geplaatst in het schip van de kerk. Zij verbeeldden de verdrijving van Adam en Eva uit het Paradijs.

In 1938 vervaardigde architect J. Vos de doopkapel en was Vos ook verantwoordelijk voor de fabricage van het bronzen deksel van het doopvont. Na de Tweede Wereldoorlog vonden nog enige restauraties van de St. Vituskerk plaats. 

Decline and fall 

Op zondag 25 juni 1944 vierde de St. Vituskerk haar 60-jarig bestaan met een plechtige herdenkingsdienst. Door een daling van het aantal gelovigen vonden er echter sinds 1982 geen diensten meer in de kerk plaats maar werden er vooral concerten gehouden. Wel werd in 1984 het honderdjarig bestaan op grootse wijze gevierd en werd er een werkgroep tot behoud van de kerk opgericht.

In 1988 woedde er brand in de Vituskerk. Deze was aangestoken door een 32-jarige man, die voorheen lid was van de werkgroep voor het behoud en de restauratie van de kerk maar had zich met een aantal anderen van deze werkgroep afgescheiden. Door het vuur werd het orgel verwoest en leed de toren ernstige schade, die geschat werd op 2.5 miljoen gulden. De politie vermoedde indertijd dat de vermeende dader ook verantwoordelijk was voor tal van andere brandstichtingen in de huizen van personen die zich hadden ingezet voor behoud van de dan leegstaande kerk.

Sinds die tijd werden er in de kerk vanaf 2002 32 appartementen gebouwd.  


 

Zie ook

 

f