Familie en deportatie

Julius Nassau (Essen, 18 mei 1879 - Bussum, 1 juli 1952), zoon van David Nassau en Julie Königsthal, kwam in 1911 naar Nederland, waar hij in de kledingzaak van zijn latere zwager werkzaam werd. Deze zwager, Louis Jordan, was gehuwd met de zuster van Nassau, Jenny Nassau (1871-1943). 

Nassau, eveneens werkzaam in de kledingindustrie, trouwde op 20 februari 1913 te Mannheim met de joodse Johanna Höchheimer. Zij was de dochter van Isidor Höchheimer (koopman) en Thekla Stern.

Het echtpaar kreeg op 25 juli 1917 een dochter, Tekla Juliana. Samen met zijn gezin verhuisde Nassau op 1 mei 1924 naar Bussum, waar hij een huis kocht op de Groot-Hertoginnelaan nummer 26.

Hij was toen werkzaam als fabrikant en werd bij wet van 25 november 1931 nummer 455 genaturaliseerd tot Nederlander. 

Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden de echtgenote, zuster en dochter van Nassau bij een razzia op 18 februari 1943 opgepakt.

Via Kamp Vught en Westerbork kwamen de drie uiteindelijk in het vernietigingskamp Sobibor in Oost-Polen terecht. Daar werden zij vermoord.

Johanna Höchheimer, Nassau's echtgenote, stierf op 28 mei 1943 op 51-jarige leeftijd. Tekla Juliana, zijn dochter, overleed op 3 september 1943 en bereikte de leeftijd van 26 jaar. Jenny Jordan Nassau werd op 5 maart 1943 op 71-jarige leeftijd vermoord. 

Nassau en en zijn zwager Jordan overleefden de oorlog.

In 1945 ging Nassau op zoek naar zijn echtgenote, dochter en zuster. Het uitgangspunt van zijn zoektocht (hij plaatste op 16 november 1945 een advertentie in het Nieuw Israelietisch weekblad) was dat

  • Zijn echtgenote op 25 mei 1943 naar Auschwich was gedeporteerd;
  • Zijn dochter op 31 augustus 1943 naar Polen was gezonden;
  • Zijn zuster op 2 maart 1943 naar een onbekende plaats in het Oosten was gebracht. 

Nassau overleed op 4 juli 1952 op 73-jarige leeftijd te Bussum en werd aldaar op de Algemene Begraafplaats begraven. Op zijn grafsteen staan de namen van zijn echtgenote, zuster en dochter ter herinnering.