Guericke foto


Vroege jaren

Willem Frederik Lodewijk (Willem) Gericke (Sisir, onder Malang, Java, 6 augustus 1859 - Périgueux, Aquitanië, 21 september 1912) was de zoon van Johan Paul Frederik (Jan) Gericke (1831-1879) en Hermine Claassen (1828-1861). Hij trouwde op 14 september 1882 met Hillegonda Wilhelmine Kehrer (1860-1939).  

Gericke had een moeilijke jeugd omdat zijn moeder op 7 oktober 1861, toen hij pas twee jaar oud was, aan boord van het barkschip Cornelis Gips in Straat Soenda overleed. Zijn vader was indertijd werkzaam als controleur bij het Binnenlands Bestuur in de Afdeling Malang. 

Gericke kwam onder de voogdij van zijn vader, terwijl de Weeskamer te Soerabaja als toeziend voogd optrad. In 1877 vertrok Gericke sr., toen resident van Banjoemaas, wegens ziekte met verlof naar Nederland. Hij overleed te Amersfoort op 18 februari 1879, zonder dat er in de voogdij van zijn zoon voorzien was. 

Hierdoor ontstonden problemen om het voogdijschap van de dan 19-jarige (dus minderjarige) Gericke. Dr. van Rossum uit Amsterdam werd nu als voogd aangesteld, maar hiertegen kwam bezwaar van de Weeskamer te Soerabaja. De juridische strijd die daarop volgde werd later in het Rechtskundig Tijdschrift als casus gebruikt om dergelijke toestanden in de toekomst te voorkomen.   

Leven als jurist en commissaris

Gericke studeerde rechtswetenschappen aan de Amsterdamse Universiteit. Hij promoveerde op 9 juni 1881 tot doctor in de rechtswetenschappen op de dissertatie laster. Zijn promotor was Prof. Dr. G.A. van Hamel. 

Gericke reisde vervolgens naar Java, waar hij korte tijd bij de rechterlijke macht werkzaam was als substituut officier van justitie. Met ingang van 22 februari 1888 werd hij benoemd tot lid van de Raad van Justitie te Soerabaja.

Niet lang daarna ging hij echter een associatie aan met het advocatenkantoor van Mr. Enschedé, ook gevestigd te Soerabaja.

In 1901 keerde Gericke terug naar Nederland en vestigde hij zich te Amsterdam. Aldaar raakte hij betrokken bij diverse maatschappijen maar de autosport had zijn bijzondere belangstelling. Hij behoorde tot de eerste mensen die vrijwel dagelijks met de eigen auto een eind gingen rijden.

Zijn liefde voor de dan nieuwe vierwieler maakte dat hij tijdens het faillissement van de Spijkerfabriek als curator en, na een reorganisatie, president-commissaris optrad. Het gelukte hem vervolgens de onderneming weer succesvol te maken.

Guericke schreef over zijn geliefde hobby ook artikelen in het tijdschrift "De Auto". In een van deze stukken pleitte hij voor openstelling van een bepaalde weg, waardoor verbinding zou ontstaan tussen de Rijksweg van Amsterdam naar Utrecht  en het Gooi (1911).   

Overlijden en begrafenis

Gericke, president-commissaris en gedeeld commissaris van de "Industriële Maatschappij Trompenburg", overleed onverwachts in Frankrijk. Hij was op dinsdag 17 september 1912 met zijn zoon, die de auto bestuurde, en P1370306 de redacteur van het Handelsblad jhr. Jan Feith in een Spijker-auto van "Trompenburg" aan de reis van Amsterdam naar Biarritz en San Sebastian begonnen. 

De Spijkerfabriek had formeel willen deelnemen aan deze zogenaamde "ster-rit", die was uitgeschreven door de Spaanse Automobielclub en het tijdschrift L' Auto. De tocht was een betrouwbaarheidsrit voor auto's, die uit verschillende hoofdsteden van Europa zouden vertrekken.

De Spijkerfabriek had zich echter te laat ingeschreven maar men besloot - buiten mededinging - toch mee te doen. 

Het einddoel was San Sebastian,  gelegen in het noorden van Spanje. Ter hoogte van Périgueux, gelegen tussen Limoges en Bordeaux, op zaterdag 21 september, bleef Gericke, die zich vermoeid en onwel voelde, in het hotel achter. Kort daarop kreeg hij een hartinfarct, waaraan hij vrijwel direct stierf. Hij werd 53 jaar. 

Men was ermee bekend dat Gericke al langere tijd last van zijn hart had. Zijn stoffelijk overschot voerde de familie vanuit zuidwest Frankrijk terug naar Nederland. 

Gericke werd op zaterdag 28 september 1912 om kwart over elf op de Oude Begraafplaats aan de Amersfoortse Straatweg in Naarden begraven. Onder de aanwezigen waren, naast de familie, vele notabelen.

Ten tijde van zijn dood bekleedde Gericke, naast eerder genoemde functie, onder meer de volgende posities:

  • Lid van de Raad van Toezicht der Maatschappij voor Gemeentekrediet
  • Lid van de Raad van Commissarissen der Koloniale Bank
  • Commissaris van de Javasche Bank
  • Commissaris van de Administratiebank
  • Commissaris bij de Cultuurmaatschappij Seloredjo
  • Commissaris bij de Landbouw Maatschappij Pager Alem
  • Commmissaris bij de Cultuurmaatschappij Maron
  • Commissaris bij de Kawie Koffie Cultuur Maatschappij
  • Commissaris bij Export Maatschappij v/h B. van Leeuwen & Co.  
f