Vroege loopbaan

Dirk Coenraad Carel baron van Boetzelaer (Dordrecht, 23 mei 1901 - Naarden, 3 oktober 1981) was een Nederlands oud-directeur van Philips en consul te Kopenhagen, directeur van de NV Rubber Cultuur Maatschappij en militair commandant van de provincie Utrecht na de Tweede Wereldoorlog.

Van Boetzelaer volgde de Technische Hogeschool te Delft en behaalde zijn kandidaatsexamen voor werktuigbouwkundig ingenieur in juli 1925. In februari 1926 slaagde hij als werktuigkundig ingenieur en in november 1926 werd hij benoemd bij het Technisch Bureau Inspex.

Hij werd later benoemd tot consul der Nederlanden in Kopenhagen en hield op 2 april te Amsterdam bij Foreningen af 1860 met medewerking van de Deens-Nederlandse Vereniging een lezing over de Nederlandse mijnindustrie. In juli van datzelfde jaar vestigde hij zich te Velp.

Tweede Wereldoorlog

Tijdens de Tweede Wereldoorlog voegde Van Boetzelaer zich bij het 330 Civil Affairs Department in België, waar hij deelnam aan de voorbereidingen voor de geallieerde operaties in Nederland.

Zijn assistentie en adviezen waren van groot belang voor het department en voor de staf van het eerste korps.

Toen de operaties waren gestart en de Poolse divisie zijn acties bij Breda begon begeleidde hij het 314de detachement; toen de stad genomen was (hij werd benoemd tot militair commisaris van Breda) hernam hij zijn werk als vertegenwoordiger van de Koningin voor de Nederlandse militaire autoriteit.

Zijn werk in de vroege dagen van de bevrijding van de provincie Noord-Brabant werd zeer geroemd door de commandant van de Engelse troepen, die hij steun gaf waar hij kon.

Van Boetzelaer werd bij Koninklijk Besluit van 28 november 1945 benoemd tot honorary officer of the Most Excellent Order of the British Empire. Hij verkreeg verlof tot het dragen van de decoraties bij Koninklijk Besluit van 20 maart 1945.

Militair commandant van Utrecht

In mei 1945 was hij, in de rang van luitenant-kolonel voor algemene dienst, aangesteld als militair commandant van de provincie Utrecht, domicilie houdend op de Maliebaan 35.

Zijn taak als commissaris en commandant van het militair gezag in Utrecht was om zo spoedig mogelijk de burgerlijke bestuursorganen normaal in te schakelen en haar de taak van het bestuur over de steden en dorpen van Utrecht weer op te dragen.

Hij droeg verder de verantwoordelijkheid over de handhaving en het herstel van de in- en uitwendige veiligheid van de staat aldaar en was bevoegd daartoe de benodigde maatregelen en verordeningen uit te vaardigen.

In een advertentie deed hij een beroep op de Utrechtse bevolking: Ik volsta met een beroep te doen op de medewerking van de gehele burgerij in deze provincie.

Met Gods hulp zullen wij de wederopbouw van ons land spoedig ter hand kunnen nemen en ook in onze schone provincie Utrecht de grondslagen kunnen leggen voor een nieuwe en gelukkige samenleving.

Verwikkelingen

Halverwege de maand mei vond in het voormalige hoofdkwartier van de NSB een bijeenkomst plaats, uitgaande van Van Boetzelaer en waarbij ook zijn staf aanwezig was.

Van Boetzelaer hield een betoog waarin hij aangaf hoe het militair gezag zijn taak zag en wenste uit te voeren. Dat was enerzijds met grote beslistheid, gegrond op de door de legerleiding van generaal Eisenhowe verleende bevoegdheid en anderzijds met grote tegemoetkomendheid, gelet op de bijzondere nood van het Nederlandse volk en de wil om de dan enorme desorganisatie, door de Duitsers achtergelaten, te coördineren.

In 1950 bracht Van Boetzelaer een bezoek aan Indië, van waar hij met de Oranje in oktober 1950 naar Nederland terugkeerde.

Van Boetzelaer vestigde zich later in Naarden, alwaar hij in 1981 overleed. Zijn echtgenote, Gijsberthe Guillelmine baronesse Cramer, stierf in 2009 op 100-jarige leeftijd te Laren.